Tentoonstelling “Schatten van Vechten – Fectio”: De Romeinse familie

Een Romeinse “familia” was iets anders dan ons tegenwoordige gezin.  

De man vervulde als pater familias een centrale rol, van hem waren alle verdere familieleden afhankelijk. Tot de familie behoorden ook de bedienden, slaven en vrijgelatenen. Soldaten en slaven mochten niet trouwen maar leefden wel in een soort familieverband. De gewone Romeinse man werkte vaak als ambachtsman: smid, timmerman, slager of was boer of koopman. 

Soldaten dienden de keizer 25 jaar en werden dan ontslagen. Ze kregen de helft van hun soldij mee die ze al die tijd gespaard hadden en mochten daarmee naar hun gezin terugkeren. Ze kregen een stuk land toegewezen waar ze konden gaan boeren. 

De vrouw had een ondergeschikte rol. De minder vrouwen van de minder rijken moesten het huishouden doen en voor de kinderen en huisdieren zorgen. Sponnen wol, maakten kleding en hielpen hun man. De rijkere vrouwen hadden daarvoor slaven. Er waren weinig vrouwelijke beroepen: priesteres, kapster of arts. 

De kinderen uit rijke gezinnen gingen naar school en kregen of kregen les van hun vader of (meestal) van een slaaf. Er was onderricht in o.a. schrijven, gedichten, aardrijkskunde en muziek. Jongens werden opgeleid voor bestuursfuncties of onderwezen in de vechtsport. 

Een jongen was met 16/17 jaar volwassen en dat was groot feest. Hij behoorde nu bij de burgers en zijn kindertunica werd verwisseld door een gewone tunica die hij tijdens het feest van zijn vader kreeg. 

Er werd geschreven op een schrijfplankje van hout dat gevuld was met bijenwas. Het plankje werd uitgehold met een beitel en met hete was gevuld. Na afkoeling was het weer hard en kon je er met een metalen stift (stilus) in krassen. De andere kant was een spatel en als je die verwarmde kon je de tekst weer weghalen/gladstrijken en het plankje opnieuw gebruiken.  

Dat gladstrijken noemde men Tubula rasa (een glad geschreven plankje)