In de loop van ruim twee eeuwen heeft het oostelijke kampdorp – vicus – een oppervlakte bereikt van ongeveer 10 hectare. Aanvankelijk stond de nederzetting onder militair gezag, maar later zal er een burgerlijk bestuur hebben bestaan. Veel van de vicus is verdwenen, opgeruimd door de rivier en verloren gegaan rond 1870, door de bouw van het Waterliniefort Vechten. Toch zijn er bij opgravingen in Fectio voldoende aanknopingspunten om ons een beeld te vormen van de aanblik van het kampdorp.
Evenals elders zal er aanvankelijk een soort lintbebouwing hebben bestaan langs de invalsweg (limesweg?) naar het Romeinse castellum. De huizen stonden met de korte voorgevel aan de weg, op langgerekte, smalle kavels. Het waren zogenoemde (smalle) streephuizen. In het voorgedeelte was vaak een winkeltje, in het midden en achterste deel werd gewoond, gekookt en gewerkt. Mogelijk waren er ook keldertjes, voor opslag en het koel houden van levensmiddelen. Op het smalle achtererf was in de regel een waterput, een opslagschuur (spieker), afvalkuil en vaak een soort bakhuisje of soms een smederij. En er was meestal ruimte voor een tuintje voor groente en kruiden. Er zijn aanwijzingen dat er later dubbele rijen huizen zijn gebouwd aan parallelstraten. Tussen de huizen lagen ook boerderijen. Er zullen op den duur voorzieningen hebben gestaan, zoals opslagplaatsen, tempeltjes, een badhuis, werkplaatsen, pottenbakkerijen. Er zal een marktplaats zijn geweest en er zijn sporen gevonden van een kleine insteekhaven.
De meeste bouwsels waren van hout, mogelijk deels met een vakwerkconstructie. Bouwmaterialen werden in de directe omgeving gevonden: hout, leem, riet. Baksteen en natuursteen waren schaars en duur. Openbare gebouwen en huizen van rijke mensen waren mogelijk van steen. De huizen zullen zijn verwarmd door een open haard. Verlichting gebeurde door olielampjes. Kaarsen bestonden nog niet.