Archeologie In de database PAN zijn in vier jaar tijd 50.000 archeologische objecten ingevoerd, gevonden door liefhebbers met metaaldetectoren. Het materiaal biedt aanknopingspunten voor nieuw wetenschappelijk onderzoek.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data59973372-8a7511.jpg?w=780&ssl=1)
Een hellebaard uit de Tachtigjarige Oorlog, een gave, geofferde bronzen speerpunt, armbanden uit de IJzertijd en dertiende-eeuwse Engelse pennies die wijzen op contacten tussen Friesland en Engeland. Archeoloog Stijn Heeren van de Vrije Universiteit in Amsterdam laat op zijn laptop enkele bijzondere vondsten zien die gedaan zijn door amateurzoekers met metaaldetectoren.
Vroeger zou Heeren maar van een deel van de objecten hebben geweten dat ze waren gevonden, laat staan waar. Maar sinds vier jaar bestaat Portable Antiquities Netherlands (PAN), een database waarin vondsten van particuliere zoekers kunnen worden opgeslagen en gepubliceerd. Woensdag kwam er een overzicht naar buiten. „Er zijn nu 73.810 vondsten aangemeld, zeker vijftigduizend meer dan toen we begonnen”, weet Heeren, initiatiefnemer van PAN. „We hebben intussen ook een goede indruk van wat PAN voor verder wetenschappelijk onderzoek kan betekenen.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data59969552-ca56b4.png?w=780&ssl=1)
Als eerste voorbeeld haalt Heeren de vondst van Romeinse militaria en paardentuig aan. „Het is bekend dat in de eerste eeuw Bataven uit de Betuwe als ruiters dienstdeden in het Romeinse leger. Maar uit onze verspreidingskaarten blijkt dat er op de terpen in Groningen en Friesland Romeinse militaria en paardentuig zijn gevonden, en ook nog eens uit de tweede en derde eeuw, toen de Rijn de grens van het Romeinse rijk vormde. Het lijkt er dus op dat de Romeinen ook boven de rijksgrens hulptroepen ronselden.”
Duidelijke kruishangers
Ook Mirjam Kars, als specialiste Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (vanaf 1500) betrokken bij PAN, ziet dat de database volop aanknopingspunten biedt voor nieuw interessant onderzoek. „Uit de noordelijke provincies zijn bijna duizend mantelspelden bekend in de vorm van een schijf met daarop een kruis, en ook honderd spelden met een heilige. Ze dateren uit de periode 800-1000, toen de kerstening van het Noorden volop in gang was. De vraag is: kwamen ze mee met de missionarissen en werden ze uitgedeeld om de noorderlingen tot het geloof te verleiden? De kruisschijfspelden verbeelden nog een soort abstracte kruisvorm waardoor ze wellicht makkelijker geaccepteerd werden. Uit een iets latere periode stammen 62 duidelijke kruishangers. Dit expliciete symbool zou kunnen wijzen op een verdergaande integratie van het christendom.”
Om praktische redenen was PAN in de eerste vier jaar officieel alleen bedoeld voor vondsten tot en met de Late Middeleeuwen, vertelt Heeren. „Maar we hebben zoekers toen toch al gevraagd ook hun vondsten uit latere tijden in te voeren. In principe kunnen nu vondsten uit alle tijden aangemeld worden.”
Tot nu toe is er onder Nederlandse archeologen relatief weinig wetenschappelijke aandacht voor de Nieuwe Tijd geweest, maar PAN kan daar volgens Heeren verandering in brengen. „In de gemeente Zevenaar zijn drie zwaarden, vier kanonskogels en acht furketten gevonden – standaarden waarop musketten rustten. Samen wijzen die op een slagveld of schans uit de Tachtigjarige Oorlog, die nog niet bekend was. Schansen bij Geertruidenberg, die alleen uit geschreven bronnen bekend waren, blijken op basis van kogels en munten veel langer in gebruik geweest te zijn – tot in de Napoleontische tijd.”
Dement
De eerste fase van PAN was vooral bedoeld om de privécollecties van de eerste zoekers, die nu door ouderdom zijn gestopt, alsnog te inventariseren. Heeren: „Een zoeker die in 1975 bij Zwammerdam een Romeins ruitermasker heeft gevonden, bleek al dement te zijn. Gelukkig kon zijn vrouw nog vertellen waar hij het masker heeft gevonden en dat er nog veel meer vondsten bij horen, zoals schrijfpennen en oorlepeltjes voor lichaamsverzorging.”
PAN gaat een nieuwe fase in, vertelt Heeren. „We gaan ook oude maritieme collecties inventariseren, dus vondsten in rivieren en aan zee. Verder kan iedere zoeker die zich bij PAN aanmeldt met een app zelf zijn nieuwe vondsten meteen invoeren. Na een controle en goedkeuring door ons team komt zo’n vondst online.”
In Engeland en Wales is al dertig jaar een vergelijkbaar project aan de gang. Onlangs werd daar de 1,5 miljoenste vondst aangemeld. Toch is een groep Britse archeologen tegen het project en het onder voorwaarden vrije gebruik van metaaldetectoren. Volgens deze critici melden de meeste zoekers zich niet aan en wordt het grootste deel van de vondsten niet aangegeven. Heeren kent de kritiek, maar denkt dat de situatie in Nederland meevalt. „Van de naar schatting 2.500 zoekers hebben zich er al bijna 800 aangemeld. Dat zijn er al 700 meer dan in het begin, toen we zelf contact hadden gelegd met zoekers en hun vondsten hebben vastgelegd. Verkopers van metaaldetectoren geven tegenwoordig een folder van ons mee, met daarin informatie over PAN en wat wel en niet mag.”
Heeren is er ook van overtuigd dat PAN vondsten en informatie oplevert die officieel archeologisch onderzoek niet oplevert. Als voorbeeld geeft hij een versierde Romeinse gordel. „In 2013 is hij samen met tweehonderd andere objecten gevonden bij Vechten, op de stort van een officiële opgraving door een archeologisch bedrijf. Bij veel commerciële opgravingen wordt nauwelijks met een metaaldetector gewerkt – omdat het extra geld kost. Zoekers die de stort afzoeken doen belangrijke ontdekkingen. Zonder hen en PAN waren ze verloren gegaan.”
Tot zover de NRC …
Ook in Engeland is er een systeem zoals PAN, getuige onderstaande bericht in Trouw;
