Majolica, faience en plateel
Al 400 jaar Hollandse producten
Majolica
De naam komt van eiland Mallorca, een vroeg handelscentrum van aardewerk. Majolica is aardewerk met wit tinglazuur en polychrome beschildering. De achterzijde is bedekt met grijsachtig loodglazuur. Borden en schotels zijn vaak voorzien van een voetring en gebakken op ‘proenen’ om te voorkomen dat het baksel mislukt.
Bij het bakken van majolica wordt gebruikgemaakt van vuurvaste driehoekige standers, de zogenaamde proenen. De proenen worden afgebroken en de resten zo veel mogelijk weggevijld. Door het gebruik van proenen is bij majolica vaak een beschadiging aan de bovenkant van het voorwerp te zien.
Het kleurpallet was beperkt tot geel, oranje, bruin, groen, blauw en paars. Vanaf 18e eeuw is rood, roze en goud toegevoegd. De grondstoffen voor kleuren waren metaaloxiden, zoals kobalt voor blauw, koperoxide voor groen, mangaan voor paars en ijzeroxide voor oranje en bruine tinten.
De Nederlanden kende majolica vanaf het midden van de 15e eeuw en werd snel populair. In de 16e eeuw waren er al ongeveer 50 meester-pottenbakkers ingeschreven in het St. Lucasgilde. Al snel volgden nieuwe bakkerijen in verschillende steden.
Bij vrijwel elke opgraving vinden we scherven van majolica en faience. Ze tonen een grote diversiteit aan serviesgoed, zoals borden, schotels, schalen, kommen, apothekerspotten maar ook gevelplaten en wandtegels. Andere vormen zoals kruiken en kannen zijn zeldzamer.
Vroege majolica heeft de beste kwaliteit. Later wordt het grover en geleidelijk vervangen door faience.
Faience
De naam is ontleend aan de Italiaanse stad Faenza, vanaf 1540 een belangrijk centrum voor de productie van aardewerk met tinglazuur. Faience is aardewerk in wit of crĆØme kleur, aan beide zijden voorzien van wit
tinglazuur. Omdat het relatief dun is, met op het Chinese porselein geĆÆnspireerde blauwe decoratie, was dit zogenoemde āDelfts aardewerkā een voordelig alternatief voor duur Chinees porselein, in gebruik bij de elite.
.
Na de Reformatie zijn pottenbakkers vanuit zuiden naar het noorden verhuisd. Zij vestigden zich onder andere in Amsterdam, Haarlem, Rotterdam, Dordrecht, Makkum Gouda, Harlingen. Ze werden aanvankelijk
āgeleijer-plateelbackerā genoemd.
Vanaf de 17e eeuw spreken wij over faience in Nederland. De 17e eeuw was een bloeiperiode voor in Delft geproduceerde faience, toen nog bekend als Hollands porselein. Faience-producten waren zó geliefd in heel
Noord- en Midden-Europa, dat het aantal bakkerijen in 1700 was gegroeid tot 33 werkplaatsen. Vaak hadden ze geheime recepten voor de kleurpigmenten. Dat is te zien aan verschillende tinten blauw of paars.
In alle huishoudens kon je iets van majolica en faience vinden. Van zalfpotten en pannekoekenborden tot kastvazen en sierlijke tegeltableauās. Bij vroege apothekerspotten – polychroom albarelloās – is in het decor nog Moorse invloed zichtbaar.
De decoratie was mode-gevoelig, Aanvankelijk domineerden Chinese voorstellingen. In de 1e helft van de
17e eeuw werden typisch Hollandse motieven populair, zoals boer met paard of boerin met koe. Maar ook mythologische voorstellingen, dieren, bloemen, tulpen en bolgewassen.
Faience had soms prachtige, verfijnde vormen, door mode beĆÆnvloed zoals beroemde tulpenvazen, plooischotels, kaststellen, sierschotels en pronkvazen.
In bewaarde archieven van Delftse plateelbakkerijen is te zien dat export van Nederlandse faience een belangrijke rol speelde. Producten werden op grote schaal geƫxporteerd naar Duitsland, Denemarken,
Engeland en Portugal. Maar ook naar Belgiƫ, Frankrijk, Spanje en Rusland.
Kastelen in centraal Europa tonen veel exclusief Delfts aardewerk. Interessant is dat daar wandtegels op een andere manier in het interieur werden verwerkt dan in Nederland. Voorbeeld is het paleis in Nieborow –
Polen waar een compleet trappenhuis inclusief plafonds werden versierd met Nederlands tegels. En in de meeste vertrekken stonden Delftse tulpenvazen en pronkvazen met prachtige beschilderingen.
Plateel
Plateel is genoemd naar een van de belangrijkste producten van de pottenbakkers: de plateel of platte aardewerkschotel. De naam gebruikte men voor fraai aardewerk uit de bloeiperiode tussen1880-1930.
Kenmerkend waren de mooie, strakke vormen en de gestileerde beschildering in motieven, geĆÆnspireerd door Japanse kunst.
Vanaf de Industriƫle revolutie nam de belangstelling voor kunstnijverheid toe. Keramiek kreeg nu ook een functie als sieraardewerk. Bekende kunstenaars en vormgevers maakten prachtige objecten. Kenmerkende slaolielijnen, abstracte motieven en aan de natuur ontleende vormen waren populair. In Den Haag, Gouda en Delft, maar ook in Amsterdam gebruikten kunstenaars strakke, geometrische patronen. Glazuur bracht men in twee varianten: glanzend en mat.
De bekendste plateelbakkerijen waren de Arnhemsche Fayencefabriek, Goedewaagen, De Porceleyne
Fles, Regina, Flora, de Plateelbakkerij Zuid-Holland (PZH), Rozenburg, ESKAF en Plateelfabriek De Distel.
De belangrijke kunstenaars/ontwerpers waren Colenbrander, Chris van der Hoef, Lanooy en Breetveld.
Meer weten over plateel? Klik hier!