Geschiedenis van het broodbakken 

Zoals in de vitrinetekst verteld, is het graan als voedingsmiddel min of meer bij toeval ontdekt door onze verre voorouders in het Midden-Oosten.  

Mogelijk werden aanvankelijk de in de vrije natuur verzamelde graankorrels gekauwd, later gekneusd en in water geweekt tot een soort broodpap. Behalve met water mengde men de korrels ook wel met dierlijk of gesmolten vet en kookten er een pap van. Van de pap maakten ze een dikke ronde koek met een middellijn van ongeveer 10 cm en 2 cm dik. Deze plak droogde men in de zon of bakte ze op gloeiend hete stenen of in hete as. De warme koeken waren zacht, maar bij afkoeling werden ze keihard. Harde koeken werden met een steen in stukken gebroken en in water weer tot pap gekookt. De koeken hadden vaak een gat in het midden om ze opgehangen vanwege knaagdieren. Rond 8000 v.Chr. vestigden zich de eerste boeren en werd graan verbouwd, in plaats van verzameld in de vrije natuur. 

Zo’n 1.500 jaar voor onze jaartelling zou een Egyptische slaaf hebben ontdekt dat brood kon rijzen. Hij moest iedere dag vers brood bakken. Brood ouder dan een dag, was niet te eten. Het verhaal gaat dat hij op een dag merkte, dat een restje broodpap van de vorige dag zuur was geworden. Om te voorkomen dat iemand dat merkte, deed hij het zure restje bij de verse broodpap. De broden die hij daarvan bakte, waren veel luchtiger en smaakten veel lekkerder dan de broden die hij eerst maakte. Hij kreeg veel complimenten en hij bakte voortaan brood met een restje deeg van de vorige dag. Naast gewoon brood, bakten de Egyptenaren ook luxe brood waarin lotusbloemen, honing, vijgen, amandelen en dadels werden verwerkt. 

Romeinse bakkers (een mannelijk beroep) zetten hun initialen in het brood zodat iedereen kon zien welke bakker het brood had gebakken. De broden van toen leken op de pizza’s. Rijke Romeinen gebruikten de broden als bord. Het beleg aten ze op en het brood gooiden ze weg. De arme Romeinen aten de broden wel op. 

In ons land verschenen gespecialiseerde broodbakkers voor het eerst in de middeleeuwse steden. Voor die tijd bakte iedereen zijn eigen brood. Brood werd gebakken van rogge, want dat was goedkoop en werd door de lagere standen gegeten. Het deeg voor het (zwarte) roggebrood werd met de handen, maar ook met de voeten gekneed. 

De adel en de geestelijkheid, aten wit tarwebrood “herenbrood”. Om het deeg te laten rijzen werd zuurdeeg, het deeg van de vorige dag, of zure wijn gebruikt. Pas in de 19e eeuw werd gist ontdekt zoals wij die kennen. 

Bron: Brood.net