Na het vertrek van de Romeinen (476), stortte de handel volledig in. Boeren leverden hun producten rechtstreeks aan de lokale feodale heerser en kerk. Reizen was risicovol. In de 10e eeuw kwam er een einde aan de invasies van Europa door Vikingen, Moren en Aziatische steppevolkeren. Byzantium bleef in contact met Centraal-Aziƫ en China via de zijderoute. Deze Oosterse kennis bracht culturele en financiƫle welvaart via Italiaanse handelaren. Een expansiebeweging volgde via de kruistochten, de Ostsiedlung en de Reconquista. Venen en moerassen werden drooggelegd en grond ontgonnen, waardoor de landbouwproductie gestaag groeide, evenals de bevolking.

Via rijke kooplieden in West-Europa groeide de macht van steden. Dit bracht de bestaande standenmaatschappij langzaam ten val en het centrale gezag verdween vrijwel geheel, daarbij geholpen door ontwrichtende plagen als die van de Pest, die de handelsroutes volgde.
Stadsgemeenschappen werden politieke gemeenschappen met stadsrechten. Zij werden een machtsfactor doordat vorsten de steden nodig hadden vanwege de belastingen.
Onder bescherming van de steden, zorgden jaarmarkten voor een sterke toename van de handel. Ruilhandel maakte plaats voor een Europese markteconomie dat gebruik maakte van geld. Oude familiebanden werden vervangen door de onderlinge solidariteit van de klassen, zoals gilden, die zorgden voor de uitwisseling van kennis en ervaring. Ook werden prijs-, en kwaliteitsafspraken gemaakt.

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.