Bertha, jonkvrouwe van Goye

Bertha

Mijn naam is Bertha, dochter van Ghiselbertus, heer van Goye. Ik ben geboren in het familieslot. Ik volg een opleiding in het Zustersconvent in Utrecht en heb daar 3 jaar gewoond, samen met andere adelijke dochters. Wij kregen les in lezen, schrijven, fijne handwerken, dansen. De zusters leerden ons over het herbarium, hoe je zalfjes en drankjes maakt. Dat past mijn moeder, want zij zorgt immers voor zieken rond ons kasteel.  

Vandaag is een belangrijke dag voor mij en mijn familie, want mijn opleiding is voltooid.   

Ik word opgehaald door mijn moeder en knechten van mijn vader. Ik hoor al het geluid van paardenhoeven. Even later word ik bij de abdis geroepen. Bij haar staat mijn moeder, gekleed in een prachtige blauwe reismantel met rode biezen. Ze haalt een psalterium uit een rijk bewerkt houten kistje en schenkt het aan het Konvent. 

Ik zal het kloosterleven missen. De rust, het lezen van verhalen over heiligen, het werken met kruiden, de gezamenlijke gezangen. Wat ik minder zal missen zijn de vroege gebedsbijeenkomsten in de ijskoude kapel. Ik zal mijn biechtvader vragen of dit geen zondige gedachten zijn. 

Op weg naar huis passeren we kleine en grote boerderijen, werkplaatsen en daar is de kerk. Wij naderen ons kasteel, passeren de ophaalbrug over de slotgracht en betreden de voorburcht met de stallen en andere gebouwen. Hier liggen ook groentetuinen met vruchtbomen. Daarna komen we op de binnenplaats van het kasteel. Ik kijk naar het prachtige hoofdgebouw met de toren die op de woonvleugel aansluit. Bij de toren zijn mijn twee broertjes met schermoefeningen bezig. Hun lansen, zwaarden en bogen liggen op de grond. Een schildknaap staat fluitend mijn vaders paardentuig te poetsen. 

Ik ben 13 jaar en huwbaar volgens de familietraditie. Moeder heeft voor mij een kamer in de vrouwenvertrekken ingericht. In het midden staat een bed met lange gordijnen eromheen en een bank aan het voeteneind. Langs de wand staan kledingkisten. Het mooist vind ik het kleed van groene zijde met ingeweven patroon van gele bloemen. De lange grijs-gele wollen jas met geborduurde biezen past er mooi bij. Op tafel liggen een gouden hoofdband bezet met zilveren roosjes, een zilveren haarnaald met knop, andere sieraden en een ragfijn linnen hoofdkapje met halsbescherming. De dienstmeid brengt een kistje met zilveren spiraalarmbanden, gordelsluitingen, ringen en een hertshoornen kam. 

Op weg naar moeder passeer ik andere vrouwenvertrekken. Tegen een gevelmuur zitten vrouwen op weefstoelen. Andere zijn met spinstenen bezig. Om hen heen liggen spoeltjes en kluwen wol en linnen. Twee vrouwen zijn bezig linnen te weven. Aan de andere kant van het vertrek staat een tafel op schragen waar een naaister bezig is linnen onderhemden te maken. Moeder zit dichtbij de vuurplaats in een zetel met hoge rugleuning. Ze borduurt met goud- en zilverdraad en vraagt om meer kaarsen. Het wordt donker. 

Buiten hoor ik het gebries van paarden. Even later komt vader binnen. Wij krijgen gasten, roep hij naar zā€™n vrouw. Afgezanten van de Duitse Orde. Uit het venster zie ik drie ruiters. Ze hebben lange, witte mantels met zwarte kruizen die over hun pantserhemden en flanken van hun paarden wapperen. Achter hen rijden hun schildknapen met banjers, schilden en lansen van de ridders. Mijn broertjes rennen om de gasten van dichtbij te bekijken. Ik kijk naar mijn moeder. Ze staat op en geeft orders om een feestmaal voor onze gasten klaar te maken. En voor huisvesting te zorgen, want ze zullen wellicht langer dan een dag blijven. Ze komen met nieuws uit Pomerania, zegt vader. Er komt een nieuwe kruistocht en ze hebben ridders nodig. Mijn moeder begint te huilenā€¦. 

(c) Elzbieta, 21 augustus 2021