
De Ierse zendelingen hadden met hun traditie van rondtrekken zonder vaste verblijfplaats voor het geloof, “Geeft alles op en volg mij”, respect geoogst. De bewondering daarvoor, wellicht gecombineerd met oudere verlangens om hulp en bijstand te zoeken op heilige plaatsen, mondt uit in de traditie van de pelgrimage. Later stimuleert de kerk de pelgrimage vooral als boetedoening.
Ook vanuit Houten moeten pelgrims vertrokken zijn. Een getuige hiervan zijn de bedevaartspenningen die bij diverse opgravingen teruggevonden zijn. De reis zal lang niet altijd aangenaam geweest zijn. Waar mogelijk reist de middeleeuwer over de rivieren, maar uiteraard moet er ook te voet of te paard over land worden gereisd. Daarbij is het prachtige Romeinse wegennet op veel plaatsen verdwenen en een omweg kan noodzakelijk zijn om gevaarlijke plaatsen te vermijden.
Een groeiende behoefte aan heilige plaatsen op kleinere afstand brengt met zich mee dat Houten zelf ook een bedevaartsplaats wordt. In de late middeleeuwen wordt op het kasteel Wulven ten westen van Houten een Mariabeeldje bewaard. Dit beeldje wordt vereerd en door pelgrims bezocht. Volgens de mondeling overgeleverde legende bij dit beeldje, hoorde een boer die op het land werkte het gehuil van een kind. Hij ging op het geluid af en trof in een nabijgelegen put het Mariabeeldje aan. De pastoor beschouwde dit als een wonder en bracht het beeldje onder in de kerk.
De komst van de Reformatie brengt het einde van de middeleeuwse parochie Houten. Het is niet duidelijk wat er sindsdien met het beeldje is gebeurd, maar men denkt dat het Mariabeeldje dat sinds 1961 in de kerk van Schalkwijk staat, hetzelfde beeld is als dat van O.L. Vrouw van Houten uit Wulven. Het is 17,5 cm hoog, van hout en gepolychromeerd. Hoewel het beeldje inderdaad uit de 14e eeuw dateert, is er in de Schalkwijkse geschiedenis niets over bekend.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.