
Dat het overbekende ”Hebben uola vogala” de oudst bekende Nederlandstalige geschreven tekst is, is een onuitroeibare misvatting. In werkelijkheid komt de alleroudste uit gehele zinnen bestaande oud-Nederlandse tekst die ons bekend is, vermoedelijk uit onze eigen regio: het is de Utrechtse doopgelofte die opgeschreven moet zijn ergens in de periode 776-800. Men denkt dat een Angelsaksische missionaris de tekst heeft opgesteld, dat de Nederlandse bewerking in Utrecht is ontstaan en dat de tekst later is gekopieerd in Mainz.
De beoogde dopeling was een volwassene en deze moest de openbaring en de enige waarheid omarmen en de oude overtuigingen afzweren. De priester stelde daartoe vragen die beantwoord moesten worden. Een deel van de oorspronkelijke tekst van de Utrechtse doopgelofte luidt dan ook:
Forsachistu diobolae. & respondeat. ec forsacho diabolae
end allum diobol geldē respondeat. end ec forsacho allum diobolgeldae.
end allum dioboles uuercum, respondeat. end ec forsacho allum dioboles uuercum and uuordum thunaer, ende uuoden ende saxnote ende allvm them unholdum the hira genotas, sint. Deze passage luidt in de hertaling van taalkundige en etymoloog Nicolien van der Sijs:
Verzaakt u de duivel? Antwoord dan: Ik verzaak de duivel.
En alle duivelsgeld? Antwoord dan: En ik verzaak alle duivelsgeld.
En alle duivelswerk? Antwoord dan: En ik verzaak alle werk en woord van de duivel, Donar en Wodan en Saxnoot en alle duivels die hun genoten zijn.
Interessant is de lijst met uit te roeien heidense praktijken aan het eind van de Utrechtse doopgelofte waarvan we veronderstellen dat die een beeld geeft van religieuze praktijken in de achtste eeuw. De zending zag graag dat magische gebruiken zoals het hanteren van toverspreuken, het als heilig vereren van onduidelijke plaatsen, heidense wedrennen, afgodsbeeldjes maken van meeldeeg en “smerigheden in februari” net als de verering van de oude goden zouden worden uitgeroeid. Helaas zijn de omschrijvingen soms erg beknopt; zo is bijvoorbeeld onbekend gebleven wat er met “smerigheden in februari” werd bedoeld.
Hoewel het christendom geen natuurkrachten erkent, worden rituele handelingen die al betekenis hadden, zoals bezweringen en zegeningen, wel ingelijfd bij de nieuwe geloofspraktijk. De doop is daar een voorbeeld van: door de wijding wordt de dopeling ingelijfd in de gemeenschap van gelovigen. Later maakt de doop van volwassenen met de persoonlijke belijdenis plaats voor de doop van zuigelingen. Het afzweren van demonen wordt de afwassing van de erfzonde en die krijgt op den duur zoveel waarde, dat de ziel van een ongedoopt gestorvene als verloren wordt beschouwd. De doop is een handeling die is voorbehouden aan de priester, tenzij een pasgeborene acuut dreigt te overlijden, dan mag een leek deze rituele handeling verrichten om zo de ziel van het kindje te redden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.