Religie: het boek

Gutenberg bijbel: de eerste bijbel die is gedrukt met losse letters

Het christendom behoort, net als de Islam en het Jodendom tot de religies van het boek. Het gaat bij deze wereldgodsdiensten niet in de eerste plaats om de werkzaamheid van het geloof, zoals bij bijvoorbeeld het boeddhisme, maar om de openbaring van de enige juiste waarheid. De opvattingen die de basis vormen van de overtuiging hebben een onaantastbare status, ze zijn onveranderlijk en vastgelegd op schrift. De oudste teksten in het middeleeuwse Nederlands zijn dan ook als vanzelfsprekend teksten met een religieuze functie.

In de periode voor het invoeren van de boekdrukkunst, worden boeken met de hand gekopieerd. Meestal is dit het werk van anonieme kloosterlingen, boeken kopiƫren wordt beschouwd als een vorm van preken. De handschriften die de kloosterlingen voor eigen gebruik afschrijven zijn meestal eenvoudig, maar boeken die op bestelling voor een (rijke) opdrachtgever worden gemaakt, zijn meestal prachtig versierd. Ook leken schrijven boeken over in min of meer professionele ateliers.
Het respect voor Gods woord komt tot uiting in het tentoon stellen op een ereplaats in de kerk en het aanbrengen van schitterende decoraties. De boeken worden ook meegedragen op processies. Van de boeken die de Angelsaksische zendelingen zoals Willibrord hebben meegebracht, zijn geen exemplaren bewaard gebleven.[1]
De kloosters zijn ook de plaatsen waar onderwijs wordt gegeven en de Utrechtse Domschool is befaamd. In Utrecht is een scriptorium (atelier) actief dat verbonden is met het kapittel van Sint Marie, waar de Houtense kerk bij hoorde.

Gedurende de Frankische periode wordt geschreven in het moeilijk leesbare cursieve schrift en daarbij ontwikkelen zich overal eigen gewoonten. Karel de Grote initieert een flink aantal wijzigingen in het curriculum van het onderwijs, in liturgie en eredienst en in burgerlijk en kerkelijk recht. De kloosters moeten scholen stichten waar leken toegang krijgen. De maatregelen bevorderen de eenheid en dus de stabiliteit in het rijk. Deze periode staat bekend als de Karolingische Renaissance. Na uitvoerige experimenten wordt in plaats van de oude Majuskel, een schrift dat alleen hoofdletters kent, de Karolingische Minuskel ingevoerd. Dit schrift is soberder en duidelijker dan het oude en er wordt ook gewerkt met koppen, titels en hoofdstukken.


Hoewel aan de grenzen van het rijk van Karel de Grote met eigen varianten wordt gewerkt en soms ook nog lang wordt vastgehouden aan oudere elementen, verspreidt de Minuskel zich voor het overige vanaf de negende eeuw over de westerse kloosters en ateliers. Om tot ver in de dertiende eeuw in gebruik te blijven en uiteindelijk de basis te worden van ons moderne alfabet.



[1] Zie ook de tekst over de doop