Betreft: Onderzoek Romeins Grijs Aardewerk in het Kromme Rijngebied
Als spin-off van het onderzoek is een gegevensbestand beschikbaar dat inzicht geeft in het voorkomen van diverse aardewerkcategorieën (15 categorieën) op 20 locaties in het Kromme Rijngebied.
In deze notitie wordt onderzocht hoe de verdeling is van het Romeinse (import) aardewerk ten opzichte van het Inheems Romeinse aardewerk.
De vraag wordt operationeel ingevuld als: de verhouding tussen Handgevormd (‘Inheems Romeins’) aardewerk en de overige categorieën. Als eerste en meest simpele vergelijking wordt gekeken naar het Ruwwandig (RUW) versus het Handgevormd Aardewerk (AWH);
Uit de grafiek, Figuur 1, is te zien dat alle mogelijke verhoudingen vrijwel voor komen in het Kromme Rijngebied… Ook als we alle categorieën aardewerk in de beschouwing betrekken blijft dat beeld bestaan;
Verder is het illustratief om vervolgens naar de geografische spreiding te kijken.
Op de geografische kaart zien we de verhouding tussen Inheems Romeins (handgevormde) aardewerk en het overige aardewerk. De grootte van de cirkel is een maat voor de hoeveelheid aardewerkfragmenten.
Er is geen duidelijke zonering uit de geografische spreiding waar te nemen; de locaties met een hoog aandeel AWH en die met een naar verhouding klein aandeel liggen behoorlijk door elkaar op de kaart.
Het absolute aantal fragmenten AWH daarentegen lijkt wel te duiden op een zekere mate van zonering – globaal: hoe meer naar het zuiden hoe meer AWH;
Vooralsnog zijn daaruit nog geen verdere conclusies te trekken. Het is opgevallen dat de fragmentatiegraad per locatie sterk verschilt. Daarom is ook gekeken naar het gewicht van de fragmenten AWH;
De algemene indruk van een zekere mate van zonering als niet de verhouding tot het overige aardewerk, maar uitsluitend naar aantal fragmenten en gewicht van het Inheems Romeinse AW wordt gekeken, blijft bestaan.
We kunnen ook het specifiek scherfgewicht per locatie onder de loep nemen. Bijvoorbeeld voor AWH is dat als volgt;
Het valt op dat in locaties met een gering aantal scherven, deze relatief zwaar zijn, zoals bijvoorbeeld in Houten – Loerik II en Odijk – Houtenseweg. Dat betekent dat er in die locaties niet alleen weinig fragmenten zijn gevonden, maar ook dat het relatief grote scherven betrof. Het bevestigd het beeld dat was verkregen door alleen het aantal in beschouwing te nemen..
Het blijft echter onduidelijk welke conclusies hier verder aan kunnen worden verbonden.
Is het niet hoe verder weg van een Romeins castela hoe meer handgevormd AW.
Of hoe verder van een Rom,eins e vestiging hoe mmeer armoe en dus handvorm uit eigen productie.
Zoeken we niet te vfer naar op
Dat is een hele goede invalshoek! Maar we zien dat in de omgeving van Fectio het aandeel laag is terwijl in de invloedssfeer van Levefanum het aandeel naar verhouding hoog is. Maar ik neem het zeker mee!…
In de derbe alinea staat een vreemde opmerking:
Ruwwandig (“inheems Romeins”) en de overige categorieën.
Dat kan niet, want Ruwwandig is niet inheems, het is Romeins importaardewerk van een pottenbakkerij!
Oops! Dat moet natuurlijk zijn: Handgevormd aardewerk (AWH) .
Is ondertussen verbeterd! Bedankt voor de opmerkzaamheid.
Het is al langer bekend dat het inheems-Romeins AWH in onze streken relatief lang in gebruik is geweest, namelijk tot ver in de eerste eeuw. Peter van de Broeke noemt dat ook in de aardewerkrapportage over Houten-Castellum.
Dat hoeft volgens mij niet een aanwijzing te zijn voor het relatief laat op gang komen van een proces van romanisering. Ik moet denken aan hoe het er bij mij thuis aan toe ging. We gebruikten (goedkoop) tafelaardewerk, met uitzondering van Kerstmis en Pasen. Pas dan kwam het porceleinen servies op tafel. In ons afval domineerde dus het goedkope aardewerk. Maar het duurdere spul was wel degelijk aanwezig.