Voor paal staan

Serie: Zin en onzin van numerieke analyse in de archeologie

Deel 1a


Ik heb onlangs weer een prachtig verhaal gehoord. Dat kan ik u toch niet onthouden. Het gaat zo: Boer Leen wil graag dat er een afscheiding komt op zijn land, hij wil het verdelen in twee stukken, zodat de koeien kunnen wisselen van veld. Dus haalt hij er een knecht bij en wijst op een stapeltje palen en wat prikkeldraad. Of hij die afscheiding er maar neer gaat zetten, en natuurlijk wel een beetje netjes!

Kortom, de knecht aan de slag en voilĆ : daar stond een soort afrastering bestaande uit een hele reeks paaltjes, dwars door het oorspronkelijke stuk land.

Die knecht vraagt de boer er bij om eens te komen kijken, en heeft op de juiste plek – vooraan recht voor de eerste paal – al een kruk neergezet waarop de boer naar het prachtwerk kan gaan kijken.

Die gaat zitten, en wat zegt boer Leen?

‘Ik zie maar ƩƩn paal, waar heb je de rest gelaten?’

De boer staat dan op, en kijkt nu over de kop van de paal heen, en ontwaard nu de andere palen. Hij bromt wat dat dat wel de bedoeling was, en lijkt tevreden. Maar dan komt de buurman van opzij aangelopen, en zegt: ‘Wat is dat voor zootje. Kom nou eens kijken….’

En jawel, hoor, de afstand tussen de palen is volkomen onregelmatig – soms staan ze een meter van elkaar, en even verder op weer drie of vier meter.

Wat we er uit leren is dat kijken in ƩƩn dimensie (in de lengte van de rij) de onvolkomenheden (spreiding) in een andere dimensie (dwars op de rij) niet laten zien. De buurman introduceert een tweede dimensie …

Nu komt er een vogel overvliegen, en die merkt ook nog wat op, wat de buurman weer niet goed heeft kunnen zien. Van bovenaf (derde dimensie) blijkt dat de paaltjes ook niet echt op een rechte lijn staan.

De conclusie: om het geheel in ƩƩn enkele oogopslag te kunnen overzien moet je een positie kiezen die de afwijking in alle richtingen maximaal laat zien. In het voorbeeld van de boer dus schuin voor de rij palen, en op het dak van de tractor gaan staan…

Andere conclusie: Je hebt een ‘dode hoek’-effect, bijvoorbeeld die boer die pal voor de rij paaltjes zit. Als hij gaat staan (dus beweegt in de andere dimensie (hoogte) is hij dat kwijt. … Merk op dat ook in de andere dimensie bijvoorbeeld hoogte hetzelfde probleem kan ontstaan. Zo kan een hoogvliegende sperwer pal boven de rij paaltjes niet zien of de koppen van de paaltjes allemaal even hoog boven het maaiveld staan. Dat musje dat zojuist vlak boven de paaltjes kwam aanvliegen had dat probleem niet… Zie je het een beetje voor je?

Ook kan je je afvragen hoe die boer naar die beste positie toe werkt. Hij zal wat heen en weer gaan lopen, eerst iets te ver, dan weer een paar stappen terug, nog weer wat vooruit, tot hij min of meer tevreden is. Waarom het belangrijk is om daar even de aandacht op te vestigen? Daar kom ik op terug bij de inhoudelijke numerieke analyse …

Verder blijkt ook wel dat de boer niet al te duidelijk was tegen zijn knecht. ‘Een beetje netjes’…. Maar hoe netjes? Hoe precies wil je het hebben? Maar dit terzijde..

Wat heeft het bovenstaande nu met numerieke analyse te maken, en dan ook nog wel in de archeologie?

Wel, het laat zien dat als je in plaats van een rij palen een stel scherven hebt – en die scherven hebben allerlei eigenschappen – dan moet je de juiste invalshoek kiezen om te zien waar overeenkomsten en verschillen zitten.

Maar waar zit die (‘optimale’) invalshoek dan? Hoe vinden we die?


… daar over hier meer …

Geef een reactie