Korte geschiedenis van de tegel
De geschiedenis van geglazuurde tegels gaat terug tot in het Oude Egypte en Mesopotamië. Daar werden voor het eerst uit klei gebakken, geglazuurde tegels vervaardigd. Door de Arabische verovering van onder meer Zuid-Spanje kwam de tegelkunst in Spaans-Moorse stijl tot ontwikkeling. Beroemd zijn de betegelde muren van het Alhambra in Granada met geometrische motieven en afbeeldingen van planten en bloemen.
Van Spanje werden veelkleurige tegels naar Italië geëxporteerd. In de loop van de zestiende eeuw trokken Italiaanse tegelbakkers naar Antwerpen, de belangrijkste havenstad van Europa. Na de inname van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585 vertrokken veel tegelbakkers naar de noordelijke Nederlanden. Zo ontstonden tegelbakkerijen in o.a. Rotterdam, Delft, Amsterdam, Utrecht en later ook in Friesland (Harlingen, Makkum).
Tijdens de economische bloei van de Nederlanden in de 17e eeuw ontstond een welvarende middenklasse burgers. Zij konden het zich veroorloven hun woning met tegels comfortabeler en aantrekkelijker te maken. Haarden werden betegeld, net als muren van kelders, keukens en gangen.

Thema’s op Nederlandse tegels
Begin 17e eeuw werden veelkleurige ornamenttegels gemaakt, meerdere tegels vormden samen een patroon. Na 1620 kwamen tegels met een voorstelling op één tegel in zwang. Eerst nog kleurrijk, maar door de import van Chinees porselein door de VOC nam de vraag snel toe naar tegels met een ‘Chinese’ voorstelling in alleen blauw. Daarna gaven de Nederlanders de voorkeur aan herkenbare, alledaagse onderwerpen, zoals bloemen en vruchten, dieren, vogels, kinderspelletjes, soldaten, schepen en landschapjes.
Vanaf de 18e eeuw zijn de voorstellingen op de tegels meestal paars.
Door de opkomst van behang en vooral de ontwikkeling van een veel harder type industrieel vervaardigd aardewerk in Engeland gingen veel Nederlandse tegelfabrieken begin 19e eeuw failliet. De laatste bloeiperiode van de tegel in Nederland was tijdens de Jugendstil periode van 1890-1910. Alleen in Utrecht, Harlingen en Makkum bleven tegelfabrieken bestaan.
Hoe worden afbeeldingen op tegels geschilderd?
De tegelbakker gebruikt een zogenaamde spons, een stukje overdrukpapier waarin met gaatjes een voorstelling is aangebracht. De tegelbakker legt de spons op de biscuit gebakken en geglazuurde tegel, strooit er houtskool op, zodanig dat de afbeelding in zwarte puntjes op de tegel zichtbaar is. De tegelschilder verbindt de puntjes met donkere verf, meestal blauw, en vult de voorstelling verder in, waarna de tegel nogmaals wordt gebakken. Ondergrond en voorstelling versmelten met elkaar en vormen een glasachtige laag, bestand tegen weersinvloeden.
Vloertegels
Veelkleurige ornamentvloertegels, bedekt met tin-glazuur, werden in de 16e eeuw toegepast, maar
waren weinig slijtvast en duur om te vervangen. De Nederlanders gingen ze daarom als wandtegel
gebruiken. Vloertegels waren vanaf toen meestal effen. Ook vervaardigde men roodbakkende
plavuizen, versierd met een crèmekleurige afbeelding zoals een hert, leeuw of geometrisch
patroon. Deze afbeelding werd met een houten stempel in de nog natte klei gedrukt en vervolgens
gevuld met wit slib. Daarna werd de tegel bedekt met een dun laagje loodglazuur en gebakken.
Gebruikte literatuur
. Tegels spreken, bouwkeramiek uit stad en land, tentoonstellingsgids expositie 23/01-31/08 2016
Archeologische Werkgroep “Leen de Keijzer” Houten
. De Nederlandse tegel, Hans van Lemmen
. Tegels, Dingeman Korf
. Dieren op tegels, J. Pluis, M. Van den Akker, H.E. Muller
. Website van Het Nederlands Tegelmuseum
